|
||||||||||
Over sexeverschillenDe Stichting Nationaal Psychologen Congres hield op dinsdag 27 maart 2007 op de Universiteit van Tilburg het congres "Battle of the Sexes." De dagvoorzitter was wetenschapsjournalist Marcel Roele, die er tevens een lezing uitsprak onder de titel "De onuitroeibaarheid van het gelijkheidsdenken bij de machthebbers in politiek en wetenschap". In de aanloop naar het congres werd Roele geïnterviewd door de Studievereniging Complex. Het interview werd, onder andere, gepubliceerd in de congresbundel en in Stadsnieuws Tilburg.Om maar even te beginnen met een heel brede vraag: wat is uw mening over sekseverschillen? Dat is inderdaad een zeer brede vraag. Om te beginnen moet ik zeggen dat er grote verschillen zijn, maar dat er tussen mannen en vrouwen ook veel overlap bestaat. Bij elke eigenschap zijn er mannen die dichter bij de gemiddelde vrouw zitten, en andersom. Die gemiddelden lopen echter wel flink uiteen bij een heleboel eigenschappen. Als je bijvoorbeeld naar deeltesten van de algemene intelligentietest kijkt, is het zo dat bij het onderdeel mentale rotatie driekwart van de mannen beter is dan de vrouwen, en dat is een fors verschil. Wat ook van invloed is op sekseverschillen, is dat mannen doorgaans extremer zijn in eigenschappen dan vrouwen. Dit is evolutionair te verklaren omdat wij een polygyne soort zijn. Omdat vrouwen, met hoeveel mannen ze ook in een jaar tijd naar bed gingen, toch maar één keer zwanger konden raken, was het voor hen van belang op zoek te gaan naar het beste. Dat heeft de vrouwelijke natuur gevormd en zie je - zelfs nu er voorbehoedmiddelen bestaan - nog terug in het gedrag van vrouwen. Een man kon in een jaar tijd een veel groter aantal kinderen verwekken, waardoor de variantie in het voortplantingssucces bij mannen in het evolutionair verleden groter is geweest dan bij vrouwen. De gemiddelde man komt in een polygyne samenleving nu eenmaal niet aan de bak bij de vrouwen. Dat bepaalde genetische eigenschappen bij mannen extremer uitpakken dan bij vrouwen, is ook af te lezen uit bepaalde andere verschijnselen. Zo zijn er meer mannelijke genieën dan vrouwelijke genieën, maar zitten er ook meer mannen in huizen voor verstandelijk gehandicapten. Ook in de gevangenis zitten 10 keer zoveel mannen dan vrouwen. Mannen zitten er vaak wegens geweld- en vermogensdelicten, terwijl vrouwen er vaker zitten wegens kleinere vergrijpen, zoals het stelen van levensmiddelen. Ook dit is weer evolutionair te verklaren. Berovingen, geweld en diefstal zijn in de loop van de geschiedenis vaak beloond, de mannen uit de geschiedenis die het meeste succes hadden en zich vrouwen konden toe-eigenen, waren vaak behoorlijk gewelddadig. Vrouwen waren primair verantwoordelijk voor de dagelijkse zorg voor de kleintjes en de delicten die zij op hun naam hebben staan, hebben dan ook vaak te maken met het stelen van kleine dingen die ze nodig hebben voor hun eigen verzorging of die van hun gezin. Die evolutionaire erfenis blijft van invloed op ons gedrag. Als je kijkt naar de normaalverdeling tref je bij de uiteinden meer mannen aan dan vrouwen. Dit geldt voor het merendeel van de eigenschappen, tenzij ze dicht geassocieerd zijn met de eigenschappen die vrouwen nodig hebben gehad in de geschiedenis. De lasten van zwangerschap en babyverzorging vielen vroeger nog eenzijdiger op de vrouw dan tegenwoordig. Zij mocht blij zijn als er een man was om een handje te helpen. Opvolgmelk en potjes Nutricia waren niet beschikbaar, ze zat erg lang met haar kind opgescheept totdat het volledig voor zichzelf kon zorgen en haar mobiliteit was dus beperkt. Vrouwen zijn daarom geen jagers, maar verzamelaars. Ze hoefden niets in een hectisch tempo te doen, en vrouwen leefden daarom in een totaal andere relationele context dan mannen. Zij leefden in een minder competitieve situatie waarin het behouden van de lieve vrede in de groep belangrijker was. Vrouwen kwamen er een eind mee wanneer zij sterke sociale en communicatieve vaardigheden ontwikkelden. Daarom merk je nu nog dat vrouwen op dit gebied sterker zijn dan de gemiddelde man. Naast de sterkere sociale en communicatieve vaardigheden hebben vrouwen ook een goed locationeel geheugen. Ook dit valt te verklaren vanuit hun verleden als verzamelaar, waarin ze zich oriënteerden op de objecten die er stonden – bijvoorbeeld de fruitboom in bloesem die ze tijdig weer moesten bezoeken als ze vrucht droeg. Mannen op hun beurt zijn weer beter in vaardigheden die gerelateerd zijn aan de wiskunde. Die mentale rotatie bijvoorbeeld (een kaart van de omgeving in gedachten omdraaien), komt van pas als je een dwergantilope opjaagt en je bij iedere haak die het beest slaat, moet blijven weten waar je maten in een hinderlaag liggen voor het beest en waar het basiskamp ook alweer is. Mannen zijn om die oeroude redenen oververtegenwoordigd in de wiskunde, ook op de universiteit. Het nadeel hiervan is dat er ook meer mannelijke autisten zijn dan vrouwelijke autisten, maar daar staat weer tegenover dat er ook veel mannen zijn met het talent ingenieur te worden. De genen die een man geschikt maken om ingenieur te worden, komen als het ware in overdosis voor bij autisten; je ziet bij autisten ook relatief veel ingenieurs in de familie. Nu is de leefomgeving van mannen en vrouwen sterk veranderd ten opzichte van de jagen- en verzamelen- situatie van vroeger. Is het niet zo dat verschillen tussen mannen en vrouwen die vroeger zijn ontstaan nu afnemen omdat de verschillen niet meer nuttig zijn? Allereerst kunnen genen zelf niet veranderen door de interactie met de omgeving. Er zijn nu eenmaal verschillen die veroorzaakt worden door de interactie tussen genen, hormonen als testosteron en de structurering en het functioneren van de hersenen die puur biologisch zijn. Die verschillen blijven en zetten zich voort, tenzij de frequentie van bepaalde genen die sekseverschillen veroorzaken nu zou gaan veranderen. Dan heb je het dus over natuurlijke selectie. Neem bijvoorbeeld de Stay at Home-mannen, die vijftig procent werken en vijftig procent voor het huishouden zorgen. Aanleg voor dit gedrag zit in de persoonlijkheid van die mannen en persoonlijkheidskenmerken zijn in belangrijke mate erfelijk. Als dit softe type meer nakomelingen zou krijgen dan macho’s of traditionele kostwinners, dan wordt de genetische aanleg om, als de omgevingsomstandigheden het toestaan, een softe, vaderende man te worden, per generatie algemener. Maar kijk eens om je heen! Het zijn juist groepen zoals de blanke onderklasse, de allochtonen, de fundamentalistische christenen en de directeuren van het bedrijfsleven die relatief de meeste kinderen krijgen en waarbij je veel machogedrag aantreft en moeders die de volledige zorg voor huishouden en kinderen op zich nemen. Daarentegen krijgen de mensen uit de upper middle class, die relatief vaak beslissen de zorgtaken van het ouderschap te delen, juist weinig kinderen. Er vindt dus helemaal geen genetische verandering plaats in de richting van een van nature meer zorgzame man - integendeel.
Je zou mannen en vrouwen dus alleen gelijker kunnen maken door een door de overheid opgelegd programma, waarbij je jongens toewijst aan een softe opvoeding, en meisjes een meer macho-opvoeding oplegt. Die overheidsmacht lijkt me sowieso ongewenst, maar ook zijn individuen nu eenmaal het meest gelukkig wanneer ze op kunnen groeien in een omgeving die hen de vrijheid biedt hun talenten optimaal te ontplooien, mits dat natuurlijk binnen de grenzen van het sociaal acceptabel gedrag blijft. Als je mensen dwingt gelijker te worden door voortdurend natuurlijke eigenschappen te onderdrukken en onnatuurlijke eigenschappen te stimuleren, maak je niemand gelukkiger. Je stopt je zoontje toch ook niet tegen zijn zin op ballet terwijl je je dochtertje haar geliefde poppen afneemt. Je moet je kind wel het hele scala aan keuzes bieden en een jongen die ijsdansen en een meisje dat rugby leuk vindt allebei hierin aanmoedigen. Maar neem nu maar van mij aan dat statistisch gesproken wilde en ruwe vrijetijdsbestedingen altijd meer jongens zullen aantrekken en de elegantere meer meisjes. ![]() Rosie Riveter Dus wat u zegt is eigenlijk dat er nu eenmaal verschillen zijn, dat je die verschillen moet accepteren en dat je daarmee moet leren leven? Maatschappelijk gezien is het contraproductief verschillen te onderdrukken. Op het moment dat je bijvoorbeeld zegt dat er te weinig vrouwelijke hoogleraren wiskunde zijn en positief gaat discrimineren om de aantallen mannen en vrouwen in die positie gelijk te maken, betekent dit dat je minder getalenteerde vrouwen gaat aannemen, terwijl je meer getalenteerde mannen afwijst. De kwaliteit van de universiteit zal afnemen, en in het bedrijfsleven zal de economische groei minder snel toenemen. Het sekseverschil in wiskundig talent wordt vaak gemaskeerd door pogingen om de wiskunde te ´vervrouwelijken´, door bijvoorbeeld het geven van sommen met een enorme lap tekst voordat de berekening volgt. Vaak is de tekst dan ook nog eens aangesloten op de vrouwelijke belevingswereld, door de tekst bijvoorbeeld te laten gaan over hoeveelheden schoenen of kleding. Dit is lastig voor de echte wiskundigen, die niet van taal houden. Daarmee ontdek je geen verborgen talenten bij meisjes, maar de echte getalenteerde jongens en meisjes haken af en gaan geen wiskunde studeren. Het niveau van het onderwijs zal dan dus dalen. Wanneer universiteiten trots verkondigen dat ze veel vrouwelijke hoogleraren hebben of daarnaar streven, is dit dus helemaal niet zo positief? Dat is eigenlijk een dom beleid, want het gaat niet samen met het streven van universiteiten om 'centres of excellence' te zijn. Wanneer je optimale concurrentie nastreeft tussen universiteiten, betekent dit dat je streng selecteert op de beste studenten, docenten en hoogleraren. Dan wordt de bul van jouw universiteit meer waard dan de bul van een andere universiteit. Als je dan ten onrechte een vrouw tot hoogleraar maakt, gaat de kwaliteit naar beneden en de waarde van de bul ook. Als er marktwerking is (open concurrentie tussen universiteiten) wordt iedere vorm van seksediscriminatie (positief of negatief) vanzelf door de markt afgestraft. Iets vergelijkbaars zie je met het geklaag over het feit dat vrouwen nog steeds zes procent minder verdienen dan mannen in dezelfde functie. Is dit nu werkelijk een maatschappelijk onrecht of zou het zo kunnen zijn dat de arbeidsproductiviteit van vrouwen gewoon gemiddeld zes procent lager ligt dan die van mannen met een zelfde opleiding en functie? Vrouwen zijn vaker ziek dan mannen, zelfs als je het verzuim dat verband houdt met de zwangerschap buiten beschouwing laat. Bovendien melden ze zich ook nog regelmatig ziek als ze kerngezond zijn, omdat hun kind in de lappenmand ligt. Ook belanden zij vaker in de WAO. Tot slot zijn vrouwen gemiddeld minder monomaan en ambitieus dan mannen. Dat betekent dat ze minder geneigd zijn tot overwerk, om in het weekend bezig zijn voor de zaak en fanatiek naar de top te streven (dat laatste betekent dat het opleidingsgeld dat de werkgever investeert in de carrière van een vrouw, gemiddeld minder rendeert dan bij een man). Er is niets mis mee dat een veelbelovend vrouwelijk talent uiteindelijk toch kiest voor een combinatie van zorg voor haar gezin en een deeltijdbaan, maar klaag er dan ook niet over dat vrouwen gemiddeld minder verdienen dan mannen in dezelfde functie: ze brengen ook minder geld in het laatje voor de werkgever. Toch zie je dat, in vergelijking met vijftig jaar geleden, meer vrouwen carrière maken en in hoge functies werkzaam zijn. Hoe denkt u daarover? Dat betekent niet dat er wezenlijk iets veranderd is in de sekseverschillen. In een bepaalde periode zag je dat meisjes jongens in gingen halen op de middelbare scholen, behalve bij wiskunde tenzij dit werd ´vervrouwelijkt´. Toen ze in de Verenigde Staten (en ook in andere landen) aan de poort van de universiteiten gingen testen, bleek dat jongens ondanks gemiddeld lagere eindexamencijfers dan meisjes toch meer wisten van bijvoorbeeld geschiedenis, politiek, geografie en biologie en beter waren in wis- , natuur- of scheikundige problemen, mits het onderdelen of problemen betrof die niet uit ten treure voor het eindexamen waren gerepeteerd. Jongens halen lagere cijfers omdat ze slechter opletten dan meisjes en minder ijverig zijn. Dit komt doordat het onderwijs in de Westerse wereld is gefeminiseerd: het is minder competitief en meer voorgekauwd, het is meer verbaal geworden en er wordt meer in groepjes samengewerkt. Allemaal zaken die de jongens belemmeren. Wanneer men meer kijkt naar de algemene kennis en minder naar de verplichte modules voor eindexamens, blijken jongens beter te zijn. Wanneer u zegt dat er nu eenmaal verschillen zijn tussen mannen en vrouwen, vindt u het ene geslacht dan ook beter dan het andere? Of zijn mannen en vrouwen verschillend, maar wel gelijk? Dat hangt er van af wat je met beter bedoelt. Alle verschillen tussen soorten, seksen enzovoort zijn aanpassingen aan de omgeving waarin ze ooit zijn ontstaan. Je kunt niet zeggen dat de mens beter is dan een rat of een kakkerlak – wel dat een rat een beter reukvermogen heeft. Zo kun je ook niet zeggen dat mannen beter zijn dan vrouwen, maar bijvoorbeeld wel dat de beste mannelijke schaatsers beter zijn in hun sport dan de beste vrouwelijke schaatsers. We moeten ons allemaal met onze oude genen zien te redden in nieuwe omstandigheden. Welk geslacht het beste is aangepast aan deze samenleving, hangt ervan af naar welke vaardigheden je kijkt. Wanneer het gaat om het feit dat wij op een erg volle aarde zitten, zijn de eigenschappen van de gemiddelde vrouw, namelijk consensus bereiken en conformisme, eigenlijk beter dan de mannelijke eigenschappen. Maar wanneer je kijkt naar het probleem van de 21e eeuw, hoe moeten we de economische wedloop van de vrije economie volhouden, zijn de mannelijke eigenschappen beter geschikt. We moeten de innovatoren, non-conformisten en geniale gekken de ruimte geven, willen we mee kunnen doen aan de economie van de toekomst. En binnen die groepen zijn de mannen van nature oververtegenwoordigd. | ||||||||||
|